Wat is aardrijkskunde?
De wereld om ons heen verwondert, daagt uit en roept vragen op: over de mensen om ons heen, de natuur, waarom onze wereld er zo uit ziet. Vanuit deze interesse kunnen aardrijkskundige vragen ontstaan. En met (groeiende) aardrijkskundige kennis kunnen die vragen gaandeweg beantwoord worden. Deze zoektocht naar antwoorden is niet alleen interessant, maar ook nuttig voor wie als (wereld)burger goed wil functioneren.
Aardrijkskunde leert en versterkt de algemene wereldkennis. Het geeft letterlijk richting aan nieuwsberichten vanuit de wereld om ons heen. Daarnaast geeft aardrijkskunde altijd een deel van de verklaring over waarom het bericht uit die locatie komt. Daarvoor is het handig als je weet waar iets plaatsvindt.
Toch is er discussie of leerlingen nog uit hun hoofd moeten leren waar de landen, wateren en gebergten liggen. De vraagt rijst: is topografie, nu we allemaal directe toegang hebben tot precieze plaatsbepaling via de smartphone, van deze tijd?
Hoe is het vak aardrijkskunde ontstaan?
Het vak aardrijkskunde heeft sinds de jaren 1960 een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Aardrijkskunde was daarvoor met name gericht op het leren van feitenkennis: over plaatsen, landen en volkeren. Inmiddels is het vak doorontwikkeld en vraagt het een andere houding van leerlingen; ze moeten de kennis zelf gaan construeren door er actief mee aan de slag te gaan. Je leert bij aardrijkskunde niet alleen hoe de wereld in elkaar zit, maar ook hoe je de wereld kunt onderzoeken.
Aardrijkskunde geeft begrip van en voor je leefwereld. Toch denken de meeste mensen bij het woord aardrijkskunde alleen aan topografie: het kunnen aanwijzen van plaatsen, provincies, hoofdsteden, wateren en werelddelen op de kaart. Modern aardrijkskundeonderwijs gaat echter over zo veel meer: regionale verschillen, globaliseringsprocessen, de actieve aarde, gebruik en beheer van grondstoffen, natuurlijke risico’s, milieuproblemen, ruimtelijke conflicten, waterbeheer, klimaatverandering, transport en infrastructuur. Het lokale en het mondiale zijn duidelijk met elkaar verbonden. De kenmerken van gebieden en de relaties tussen gebieden hebben grote invloed op het functioneren van die gebieden.
Aardrijkskunde komt van pas als je de media wilt begrijpen en volgen, een mening wilt ontwikkelen over de inrichting van de wereld waarin we leven. Topografische kennis geeft een extra dimensie aan dit aardrijkskundig besef. Via topografie ontwikkelen de leerlingen een mentale kaart van de wereld. Hierdoor kunnen zij de nieuwe kennis ook werkelijk gaan plaatsen op een land- en wereldkaart of wereldbol. De leerlingen leren als onderdeel van de Aardrijkskundeles omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
Bekijk ook onze categorie Aardrijkskunde.
Wat leer je bij aardrijkskunde?
Het uitgangspunt van hedendaagse wereldoriëntatie is dat scholen aardrijkskunde in samenhang met natuur & techniek, geschiedenis en burgerschap aanbieden. Kinderen ervaren de wereld als een geheel. Om daarbij aan te sluiten, ligt het voor de hand om thema’s en onderwerpen zo veel mogelijk met elkaar te verbinden en in betekenisvolle samenhang aan te bieden. Daarnaast bestaat er ook samenhang zijn met de andere vakgebieden: taal, rekenen en kunstzinnige oriëntatie, 21e eeuwse vaardigheden en mediawijsheid. De wereld is geen puzzel van diverse onderdelen, maar juist een samenspel van het bovenstaande. Een puzzel suggereert een namelijk een vaststaand geheel, terwijl de wereld constant in beweging is.
Het wereldoriëntatie-onderdeel Aardrijkskunde is opgebouwd aan de hand van vier kerndoelen. Per bouw staat beschreven hoe deze doelen zich verhouden tot de lesstof die aangeboden dient te worden in die leerjaren.
- Kerndoel 47 - De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika.
- Kerndoel 48 - Kinderen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken.
- Kerndoel 49 - De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren.
- Kerndoel 50 - De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
Wereldoriëntatie biedt leerlingen zo de vaardigheden om de wereld, dichtbij en veraf, te ontdekken. Ze verwerven de kennis die nodig is om de aarde en haar bewoners te kunnen begrijpen. Het gaat hierbij zeker niet alleen over de wereld zoals die nu is, of over hoe de wereld zo geworden is, maar zeker ook over de wereld zoals die zou kunnen worden.
Leerlijn topografie
In de onderbouw van het primair onderwijs leren de leerlingen dat gebieden verschillen op basis van eenvoudige kenmerken zoals bos, wonen en belevingsaspecten zoals gevaarlijk, mooi of lelijk. En ze leren dat gebieden voortdurend veranderen. In de bovenbouw bouwen de leerlingen vervolgens een geografisch wereldbeeld op wat betreft de indelingen van gebieden; de spreiding van verschijnselen; veranderingen in gebieden en hoe gebieden elkaar beïnvloeden.
Globaal kan gesteld worden dat groep ½ de directe leefomgeving om hen heen (straat/buurt) bestudeert. In groep ¾ wordt dit uitgebreid met de stad/het dorp waarin de leerling woont. In groep 5/6 staat Nederland centraal, en kunnen kleine uitstapjes richting Europa worden gemaakt. In de bovenbouw wordt de hele wereld onder de loep genomen. De leerlingen leren op die manier de volgende kennis en/of vaardigheden.
In de onderbouw leren ze:
- een ‘mental map’ op te bouwen van hun eigen omgeving;
- hoe zij hun omgeving kunnen beschrijven aan de hand van kenmerken en belevingsaspecten;
- dat hun omgeving voortdurend verandert (zoals bij ingrepen van de mens of bij natuurlijke veranderingen);
- welke invloed leerlingen zelf op deze veranderingen hebben (zoals verkeer, afval, wonen, spelen).
In de bovenbouw leren ze:
- over de ruimtelijke inrichting van de eigen woonomgeving;
- over de ordening van gebieden op basis van verschillende criteria (zoals wijken, provincies, landen, werelddelen, landschappen, natuurlijke zones);
- over de spreiding van natuurlijke kenmerken en sociale kenmerken (zoals bevolkingsconcentraties, economische ontwikkeling, culturen);
- plaatsen/gebieden lokaliseren aan de hand van geografische aanduidingen (zoals windrichtingen, evenaar, halfrond) en in termen van afstand en “in de buurt van”;
- over verschillende manieren waarop je gebieden kunt indelen, afhankelijk van de plek waar mensen wonen of de manier waarop mensen tegen de verschijnselen aankijken;
- over diversiteit in de ruimtelijke inrichting in Nederland, Europa en andere delen van de wereld en op welke wijze de mens en de natuur hierop van invloed zijn.
Het automatiseren van het onderdeel topografische kennis moet geen doel op zich zijn. Alleen in samenhang met andere informatie geeft directe plaatsbepaling betekenisvolle inhoud en waarde. Topografie leer je dus niet alleen voor het vak aardrijkskunde, maar juist ter ondersteuning van wereldoriëntatie in het algemeen.
Neem een kijkje in de categorie Topografie.
Hoe geef je les in aardrijkskunde?
Leraren spelen, naast andere opvoeders, een belangrijke rol wanneer hun leerlingen de wereld gaan ontdekken. Wereldoriëntatie biedt legio kansen om samen met de leerlingen op onderzoek te gaan en hen uit te dagen ook zelf op onderzoek uit te gaan. Het didactisch repertoire van de leraar hierbij is dan ook activerend en emanciperend. Op sommige momenten zal de leraar ervoor kiezen een onderwerp toe te lichten, maar de leraar zal er ook op gericht zijn de leerlingen te leren welke vragen zij zelf kunnen stellen en hoe zij onderzoek matig te werk kunnen gaan. Aan de hand van een aantal belangrijke geografische vragen kunnen zij de wereld gaan onderzoeken.
- Beschrijvende vragen: Wat zie ik? Waar zie ik dat? Hoe is dat daar? Hoe beleeft men dat daar?
- Verklarende vragen: Waarom is dat daar? Waarom is dat daar zo? Waarom beleeft men dat daar zo?
- Waarderende vragen: Is dat daar gewenst?
- Voorspellende en probleemoplossende vragen: Waar kan dat? Wat kan daar? Hoe zal dat daar zijn? Hoe zal men dat daar beleven?
Ook wordt aandacht besteed aan het verzamelen van waarachtige informatie en op welke manieren ze deze informatie kunnen interpreteren en vervolgens verwerken.
Hoe leer je voor het aardrijkskunde examen?
Het leren voor een aardrijkskunde-examen kan een uitdagende taak lijken, maar met de juiste aanpak kun je je goed voorbereiden. Hier zijn enkele tips om je te helpen bij het leren van je aardrijkskunde-examen:
- Begrijp de exameninhoud
Zorg ervoor dat je begrijpt wat er staat en weet welke onderwerpen mogelijk in het examen worden behandeld. Maak hiervan een lijstje met de belangrijkste onderwerpen die je moet kennen. - Maak een planning
Plan je tijd die je besteedt aan het leren goed in, zodat je voor elk onderwerp voldoende tijd hebt. Verdeel de leerstof in stukken en plan dagelijks een moment in. - Verzamel leermateriaal
Verzamel relevante leermaterialen, zoals notities, online bronnen en samenvattingen. - Maak samenvattingen en notities
Maak tijdens het leren aantekeningen en samenvattingen van elk onderwerp. - Maak gebruik van flashcards
Dit is een handig leermiddel als je in je eentje de stof goed wilt opnemen. Schrijf de term/begrip op en aan de achterzijde de uitkomst. Maak een stapel met begrippen die je wel en niet weet en blijf die steeds herhalen. - Maak oefenopgaves
Zoek oefenopgaven of oude examenvragen op en ga ermee aan de slag. - Werk samen
Door samen te werken leer je van elkaar. Je kunt discussies voeren, elkaar vragen stellen en complexe onderwerpen samen bespreken.
Onthoudt dat consistent en regelmatig leren beter werkt bij het voorbereiden op het examen.
Deze leermiddelen helpen bij de voorbereiding van je aardrijkskunde examen:
De wereld om ons heen verwondert, daagt uit en roept vragen op: over de mensen om ons heen, de natuur, waarom onze wereld er zo uit ziet. Vanuit deze interesse kunnen vragen over aardrijkskunde ontstaan. En met (groeiende) aardrijkskundige kennis kunnen die vragen gaandeweg beantwoord worden. Deze zoektocht naar antwoorden is niet alleen interessant, maar ook nuttig voor wie als (wereld)burger goed wil functioneren.
Aardrijkskunde leert en versterkt de algemene wereldkennis. Het geeft letterlijk richting aan nieuwsberichten vanuit de wereld om ons heen. Daarnaast geeft aardrijkskunde altijd een deel van de verklaring over waarom het bericht uit die locatie komt. Daarvoor is het handig als je weet waar iets plaatsvindt.
Toch is er discussie of leerlingen nog uit hun hoofd moeten leren waar de landen, wateren en gebergten liggen. De vraagt rijst: is topografie, nu we allemaal directe toegang hebben tot precieze plaatsbepaling via de smartphone, van deze tijd? Op deze pagina leggen we haarfijn uit waarom aardrijkskunde en topografie nog wél van deze tijd zijn. Ben je eenmaal klaar met lezen en benieuwd naar lesmaterialen voor je aardrijkskundelessen? Bekijk nu ons brede assortiment op Educatheek.nl via onderstaande knop.
Aardrijkskunde lesmethodes
Wereldoriëntatie in een nieuw jasje, dat is Code D. Stap voor stap vergroten jouw leerlingen hun kennis, ontwikkelen ze hun vaardigheden en gaan ze de wereld begrijpen. Leerlingen uit groep 5 t/m 8 krijgen les uit een jeugdtijdschrift, met uitdagende kijk- en denkopdrachten. Ze doen actief kennis op over de wereld van toen en nu, over aardrijkskunde, geschiedenis, natuur & techniek.
Wereldoriëntatie in een nieuw jasje, dat is Code D. Stap voor stap vergroten jouw leerlingen hun kennis, ontwikkelen ze hun vaardigheden en gaan ze de wereld begrijpen. Leerlingen uit groep 5 t/m 8 krijgen les uit een jeugdtijdschrift, met uitdagende kijk- en denkopdrachten. Ze doen actief kennis op over de wereld van toen en nu, over aardrijkskunde, geschiedenis, natuur & techniek.


Wereldoriëntatie in een nieuw jasje, dat is Code D. Stap voor stap vergroten jouw leerlingen hun kennis, ontwikkelen ze hun vaardigheden en gaan ze de wereld begrijpen. Leerlingen uit groep 5 t/m 8 krijgen les uit een jeugdtijdschrift, met uitdagende kijk- en denkopdrachten. Ze doen actief kennis op over de wereld van toen en nu, over aardrijkskunde, geschiedenis, natuur & techniek.


Wereldoriëntatie in een nieuw jasje, dat is Code D. Stap voor stap vergroten jouw leerlingen hun kennis, ontwikkelen ze hun vaardigheden en gaan ze de wereld begrijpen. Leerlingen uit groep 5 t/m 8 krijgen les uit een jeugdtijdschrift, met uitdagende kijk- en denkopdrachten. Ze doen actief kennis op over de wereld van toen en nu, over aardrijkskunde, geschiedenis, natuur & techniek.


Hoe is het vak aardrijkskunde ontstaan?
Het vak aardrijkskunde heeft sinds de jaren 1960 een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Aardrijkskunde was daarvoor met name gericht op het leren van feitenkennis: over plaatsen, landen en volkeren. Inmiddels is het vak doorontwikkeld en vraagt het een andere houding van leerlingen; ze moeten de kennis zelf gaan construeren door er actief mee aan de slag te gaan. Je leert bij aardrijkskunde niet alleen hoe de wereld in elkaar zit, maar ook hoe je de wereld kunt onderzoeken.
Aardrijkskunde geeft begrip van en voor je leefwereld. Toch denken de meeste mensen bij het woord aardrijkskunde alleen aan topografie: het kunnen aanwijzen van plaatsen, provincies, hoofdsteden, wateren en werelddelen op de kaart. Modern aardrijkskundeonderwijs gaat echter over zo veel meer: regionale verschillen, globaliseringsprocessen, de actieve aarde, gebruik en beheer van grondstoffen, natuurlijke risico’s, milieuproblemen, ruimtelijke conflicten, waterbeheer, klimaatverandering, transport en infrastructuur. Het lokale en het mondiale zijn duidelijk met elkaar verbonden. De kenmerken van gebieden en de relaties tussen gebieden hebben grote invloed op het functioneren van die gebieden.
Aardrijkskunde komt van pas als je de media wilt begrijpen en volgen, een mening wilt ontwikkelen over de inrichting van de wereld waarin we leven. Topografische kennis geeft een extra dimensie aan dit aardrijkskundig besef. Via topografie ontwikkelen de leerlingen een mentale kaart van de wereld. Hierdoor kunnen zij de nieuwe kennis ook werkelijk gaan plaatsen op een land- en wereldkaart of wereldbol. De leerlingen leren als onderdeel van de Aardrijkskundeles omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
Wat leer je bij aardrijkskunde?
Het uitgangspunt van hedendaagse wereldoriëntatie is dat scholen aardrijkskunde in samenhang met natuur & techniek, geschiedenis en burgerschap aanbieden. Kinderen ervaren de wereld als een geheel. Om daarbij aan te sluiten, ligt het voor de hand om thema’s en onderwerpen zo veel mogelijk met elkaar te verbinden en in betekenisvolle samenhang aan te bieden. Daarnaast bestaat er ook samenhang zijn met de andere vakgebieden: taal, rekenen en kunstzinnige oriëntatie, 21e-eeuwse vaardigheden en mediawijsheid. De wereld is geen puzzel van diverse onderdelen, maar juist een samenspel van het bovenstaande. Een puzzel suggereert een namelijk een vaststaand geheel, terwijl de wereld constant in beweging is.
Het wereldoriëntatie-onderdeel Aardrijkskunde is opgebouwd aan de hand van vier kerndoelen. Per bouw staat beschreven hoe deze doelen zich verhouden tot de lesstof die aangeboden dient te worden in die leerjaren.
- Kerndoel 47 - De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika.
- Kerndoel 48 - Kinderen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken.
- Kerndoel 49 - De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren.
- Kerndoel 50 - De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
Wereldoriëntatie biedt leerlingen zo de vaardigheden om de wereld, dichtbij en veraf, te ontdekken. Ze verwerven de kennis die nodig is om de aarde en haar bewoners te kunnen begrijpen. Het gaat hierbij zeker niet alleen over de wereld zoals die nu is, of over hoe de wereld zo geworden is, maar zeker ook over de wereld zoals die zou kunnen worden.
Leerlijn topografie
In de onderbouw van het primair onderwijs leren de leerlingen dat gebieden verschillen op basis van eenvoudige kenmerken zoals bos, wonen en belevingsaspecten zoals gevaarlijk, mooi of lelijk. En ze leren dat gebieden voortdurend veranderen. In de bovenbouw bouwen de leerlingen vervolgens een geografisch wereldbeeld op wat betreft de indelingen van gebieden; de spreiding van verschijnselen; veranderingen in gebieden en hoe gebieden elkaar beïnvloeden.
Globaal kan gesteld worden dat groep ½ de directe leefomgeving om hen heen (straat/buurt) bestudeert. In groep ¾ wordt dit uitgebreid met de stad/het dorp waarin de leerling woont. In groep 5/6 staat Nederland centraal, en kunnen kleine uitstapjes richting Europa worden gemaakt. In de bovenbouw wordt de hele wereld onder de loep genomen. De leerlingen leren op die manier de volgende kennis en/of vaardigheden.
In de onderbouw leer je:
- een ‘mental map’ op te bouwen van hun eigen omgeving;
- hoe zij hun omgeving kunnen beschrijven aan de hand van kenmerken en belevingsaspecten;
- dat hun omgeving voortdurend verandert (zoals bij ingrepen van de mens of bij natuurlijke veranderingen);
- welke invloed leerlingen zelf op deze veranderingen hebben (zoals verkeer, afval, wonen, spelen).
In de bovenbouw leer je:
- over de ruimtelijke inrichting van de eigen woonomgeving;
- over de ordening van gebieden op basis van verschillende criteria (zoals wijken, provincies, landen, werelddelen, landschappen, natuurlijke zones);
- over de spreiding van natuurlijke kenmerken en sociale kenmerken (zoals bevolkingsconcentraties, economische ontwikkeling, culturen);
- plaatsen/gebieden lokaliseren aan de hand van geografische aanduidingen (zoals windrichtingen, evenaar, halfrond) en in termen van afstand en “in de buurt van”;
- over verschillende manieren waarop je gebieden kunt indelen, afhankelijk van de plek waar mensen wonen of de manier waarop mensen tegen de verschijnselen aankijken;
- over diversiteit in de ruimtelijke inrichting in Nederland, Europa en andere delen van de wereld en op welke wijze de mens en de natuur hierop van invloed zijn.
Het automatiseren van het onderdeel topografische kennis moet geen doel op zich zijn. Alleen in samenhang met andere informatie geeft directe plaatsbepaling betekenisvolle inhoud en waarde. Topografie leer je dus niet alleen voor het vak aardrijkskunde, maar juist ter ondersteuning van wereldoriëntatie in het algemeen.
Alles voor topografie
Hoe geef je les in aardrijkskunde?
Leraren spelen, naast andere opvoeders, een belangrijke rol wanneer hun leerlingen de wereld gaan ontdekken. Wereldoriëntatie biedt legio kansen om samen met de leerlingen op onderzoek te gaan en hen uit te dagen ook zelf op onderzoek uit te gaan. Het didactisch repertoire van de leraar hierbij is dan ook activerend en emanciperend. Op sommige momenten zal de leraar ervoor kiezen een onderwerp toe te lichten, maar de leraar zal er ook op gericht zijn de leerlingen te leren welke vragen zij zelf kunnen stellen en hoe zij onderzoek matig te werk kunnen gaan. Aan de hand van een aantal belangrijke geografische vragen kunnen zij de wereld gaan onderzoeken.
- Beschrijvende vragen: Wat zie ik? Waar zie ik dat? Hoe is dat daar? Hoe beleeft men dat daar?
- Verklarende vragen: Waarom is dat daar? Waarom is dat daar zo? Waarom beleeft men dat daar zo?
- Waarderende vragen: Is dat daar gewenst?
- Voorspellende en probleemoplossende vragen: Waar kan dat? Wat kan daar? Hoe zal dat daar zijn? Hoe zal men dat daar beleven?
Ook wordt er aandacht besteed aan het verzamelen van waarachtige informatie en op welke manieren ze deze informatie kunnen interpreteren en vervolgens verwerken.
Hoe leer je voor het aardrijkskunde examen?
Het leren voor een aardrijkskunde-examen kan een uitdagende taak lijken, maar met de juiste aanpak kun je je goed voorbereiden. Hier zijn enkele tips om je te helpen bij het leren van je aardrijkskunde-examen:
- Begrijp de exameninhoud
Zorg ervoor dat je begrijpt wat er staat en weet welke onderwerpen mogelijk in het examen worden behandeld. Maak hiervan een lijstje met de belangrijkste onderwerpen die je moet kennen. - Maak een planning
Plan je tijd die je besteedt aan het leren goed in, zodat je voor elk onderwerp voldoende tijd hebt. Verdeel de leerstof in stukken en plan dagelijks een moment in. - Verzamel leermateriaal
Verzamel relevante leermaterialen, zoals notities, online bronnen en samenvattingen. - Maak samenvattingen en notities
Maak tijdens het leren aantekeningen en samenvattingen van elk onderwerp. - Maak gebruik van flashcards
Dit is een handig leermiddel als je in je eentje de stof goed wilt opnemen. Schrijf de term/begrip op en aan de achterzijde de uitkomst. Maak een stapel met begrippen die je wel en niet weet en blijf die steeds herhalen. - Maak oefenopgaves
Zoek oefenopgaven of oude examenvragen op en ga ermee aan de slag. - Werk samen
Door samen te werken leer je van elkaar. Je kunt discussies voeren, elkaar vragen stellen en complexe onderwerpen samen bespreken.